The Men in Black
Ze kunnen je niet ontgaan zijn; die grote mannen in zwarte jassen op de Platte Stenenbrug. Zij zijn daar te vinden wanneer jij op vrijdag- of zaterdagavond van je welverdiende weekend aan het genieten bent. Uitsmijters mag je ze niet meer noemen; gooien met klanten is immers niet meer van deze tijd. Ook portiers is niet het juiste woord. Ze zien zichzelf het liefst als gastheren van de avond met een scherp oog op de veiligheid. Het scherpste oog staat echter midden op de Platte Stenenbrug met uitzicht over de hele horeca en op alle steegjes. Laat je niet misleiden door zijn – naar verhouding – korte postuur en al helemaal niet door Jos z’n inmiddels 70 harde winters.
De nog altijd kwieke man heeft het grootste deel van zijn leven zeer sportief doorgebracht en plukt daar heden ten dage nog altijd de vruchten van. “De artrose in mijn handen zorgt ervoor dat ik niet meer kan deadliften en de gewichten moet laten liggen, maar ik blijf altijd in beweging.” Dit tot grote vreugde van zijn hond Appie, die zo vaak wordt uitgelaten dat hij het stempeltje ‘vrije-uitloophond’ mag dragen.
Vroeger
Toen zijn destijds kersverse vrouw zwanger was van hun eerste kindje, stond Jos voor een keuze. Of hij werd uitgezonden voor 1,5 jaar – het op dat moment verplichte lot van een beroepsmarinier – of hij koos voor zijn familie. De terugkeer in de burgermaatschappij viel Jos in eerste instantie zwaar. “Daar sta je dan met je twee linkerhanden. Ik kreeg nog wel een aanbieding om een versnelde opleiding te doen bij de landmacht en hoger in rang in te stappen, maar dat vond ik altijd slappe hap. Het beeld van huilende soldaten, die afscheid nemen voor hun uitzending, vonden wij als mariniers altijd maar een beetje lachwekkend. Als wij vanuit Den Helder in het weekend naar huis mochten, gingen we niet in dezelfde coupé zitten als de landmachters. Tegenwoordig is dit onderscheid er nog steeds wel. Dat noem je eerste en tweede klasse.”
Op het land, achter de ijscowagen en als stukadoor maakte Jos furore in de maatschappij. Maar het was dat hij 35 jaar geleden bij Didi, nu bekend als De Koning, mocht assisteren bij de portiers. Daar kwam hij in aanraking kwam met het beroep dat hem is bijgebleven. Beveiligen. “Het was toentertijd een hechte club in het uitgaan. Ik kende veel mensen en veel mensen kenden mij wel. Ik was erg actief met sporten bij SSS (Sport Staalt Spieren) en dat zag je ook terug in mijn postuur. Het begon met worstelen, jeugd coachen maar ook senioren begeleiden. Van daaruit ben ik doorgegaan naar gewichten en van de tweede klasse ging ik al snel naar de eerste klasse, waar ik zesmaal kampioen mee ben geworden.” Met een twinkeling in zijn ogen, vervolgt Jos zijn verhaal. “Wat mijn top was? Kniebuigen (285 kilo) en bankdrukken (165 kilo) waren in ieder geval niet mijn sterkste punten. Vaak stond ik achter op de concurrentie na die onderdelen, maar dat maakte ik bij de eerste poging deadliften met 320 kilo al weer helemaal goed.”
Zijn eerste echte portiersklus begon op Callantsoog bij de Vijverhut, waar met name de Miss Callantsoog verkiezingen in het geheugen van zowel Jos als de interviewer gegrift staan. “Ik werd een keer gevraagd of ik een team wilde samenstellen om de boel daar te beveiligen. Er waren in die tijd nog wel vaak problemen met groepjes baldadige Amsterdammers. Samen met een clubje worstelaars en powerlifters van de sportvereniging zijn we daar begonnen. Die gasten zijn nooit meer binnengekomen.” Vervolgens begon langzaam de vraag naar meer portiers te ontstaan op de Platte Stenenbrug en kwam Jos bij Café The Sting – de overgrootopa van het huidige Tante Sannie – te staan. Vanaf deze plek werd Jos’ nieuwe leger vormgegeven. Hij fungeert nu als commandant van zijn eigen strijdkrachten en overziet alles.
Nu
Jos roert rustig in zijn hete thee en praat verder. “Tegenwoordig sta ik niet meer voor de deur, maar coördineer ik de Platte Stenenbrug. Vanuit mijn bedrijf Westpoint heb ik zes man in dienst, die zorgen voor veiligheid en rust op het plein. Ze doen dit conform mijn visie en met het volle respect voor de klanten. Heel soms, als het echt nodig is, grijp ik in.”
“Tijden veranderen, samenlevingen veranderen en de manier van werken blijft veranderen. Waar je vroeger iemands gezicht als rem voor je vuist gebruikte om je punt te maken en het daarna weer koek en ei was, staan ze tegenwoordig met een aangifte te zwaaien. Toch heeft het portierwerk ook goede kanten. Je moet een conflict nu met je mond op kunnen lossen. Er zitten helaas toch ook ‘gastheren’ tussen, die erop kicken om geweld te gebruiken en proberen een nieuw record klantwerpen te vestigen. Dat is vaak niks meer dan een tekortkoming aan hun kant, omdat ze het verbaal niet aankunnen.”
Helaas vinden diezelfde tekortkomingen ook plaats aan de andere kant – die van het uitgaande publiek – waarbij de moord op portier Mark Kerssens op het Waagplein wel één van de dieptepunten was. “We hebben alweer enkele jaren steek- en kogelwerende vesten tot onze beschikking. Dit zijn lichtgewicht, twee kilo wegende vesten, die je wat meer veiligheid moeten bieden. Ik draag deze niet altijd, maar het is goed dat ze er zijn. Ik zie dat gevaar niet als iets van de laatste tijd. Het is van alle tijden. Twintig jaar geleden is een vriend van mij doodgeschoten tijdens het uitgaan, eigenlijk om niets. Het had bij een woordenwisseling moeten blijven.”
Aan zijn pensioen moet Jos niet denken zolang hij de energie heeft om door te gaan. En zolang mensen blijven stappen, zullen de Men in Black nodig blijven. Het is een prachtige utopie om met elkaar af te spreken nooit meer ruzie te maken. Dat zou de heren uiteindelijk overbodig maken. Maar de drank, drugs en Knok&rol blijft bestaan. Nee, laten we afspreken dat we gewoon zo nu en dan lekker ruzie blijven maken met elkaar. Dan kan Jos blijven staan. Maar dan wel ruzie met respect, met de mond en niet met de handen. En daarna is alles weer koek en ei.